MercerNieuws Pensioenfondsen september 2022 

01 september 2022

Voor u ligt onze periodieke nieuwsbrief MercerNieuws Pensioenfondsen.

Met deze nieuwsbrief houden wij u op de hoogte van pensioenactualiteiten, ontwikkelingen in pensioenland en onze dienstverlening aan pensioenfondsen daaromtrent. De nieuwsbrief bevat korte berichten over de ontwikkelingen rondom het Pensioenakkoord, juridische updates en actuariële en beleggingen-gerelateerde onderwerpen. Uiteraard lichten wij deze nieuwsbrief ook graag nader aan u toe, bijvoorbeeld tijdens uw bestuursvergaderingen.

Voor u ligt onze periodieke nieuwsbrief MercerNieuws Pensioenfondsen

Nieuwe Prognosetafel AG 2022 gepubliceerd 

Door: Sander Voskuilen 

Met als subtitel ‘Langer leven in onzekere tijden’ heeft het Koninklijk Actuarieel Genootschap (AG) op 13 september jl. de nieuwe Prognosetafel AG2022 gepubliceerd. Zoals de subtitel al doet vermoeden, is de levensverwachting op basis van deze nieuwe prognosetafel toegenomen ten opzichte van de levensverwachting die volgt uit Prognosetafel AG2020. Voor 0-jarigen in 2023 neemt de levensverwachting toe met 0,57 jaar voor mannen (van 89,47 jaar naar 90,04 jaar) en met 0,88 jaar voor vrouwen (van 91,88 jaar naar 92,76 jaar). Voor 65-jarigen in 2023 bedraagt de toename van de resterende levensverwachting 0,11 jaar voor mannen (van 20,24 jaar naar 20,35 jaar) en 0,20 jaar voor vrouwen (van 23,07 jaar naar 23,27 jaar).

Voorzieningen en premies zullen hierdoor stijgen. De stijging is uiteraard afhankelijk van de samenstelling van de populatie van uw pensioenfonds en van onder meer de hoogte van het meeverzekerd partnerpensioen. Bij een rekenrente van 2% stijgt de technische voorziening naar verwachting met een percentage tussen ongeveer 0,6% (voor oudere populaties met voornamelijk mannelijke verzekerden) en ongeveer 1,0% (voor jongere populaties met een ongeveer gelijke verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke deelnemers). 

De benodigde premies stijgen naar verwachting met ruim 1%, waardoor mogelijk (afhankelijk van de marge in de premie) de verschuldigde premies zullen moeten stijgen, of de pensioenopbouw zal moeten worden verlaagd.

Vanwege de bijzondere sterftedata in de afgelopen twee jaren door de pandemie, heeft het AG het model waarop de prognosetafel is gebaseerd aangepast. In het model groeien de sterftekansen vanuit de Nederlandse waarnemingen toe naar de Europese langetermijntrend. Normaliter zouden Europese sterftegegevens van 2019 en 2020 aan het model zijn toegevoegd en Nederlandse sterftegegevens van 2020 en 2021. Prognosetafel AG2022 is echter tot stand gekomen door uitsluitend de toevoeging van Europese data van 2019, waardoor de langetermijntrend niet is beïnvloed door het COVID-jaar 2020. De toevoeging van de Europese data over 2019 verklaart voor de 0-jarigen ongeveer een derde van de toename van de levensverwachting en voor 65-jarigen ongeveer twee derde.

Daarnaast zijn in Prognosetafel AG2022 niet de Nederlandse sterftecijfers van 2020 en 2021 toegevoegd, maar is uitsluitend gekeken naar de impact van oversterfte die in 2020 en 2021 in Nederland is gemeten. Het AG heeft verschillende scenario’s onderzocht voor de ontwikkeling van de oversterfte en heeft het scenario ‘verdwijnend’, waarbij de oversterfte zal afnemen en uiteindelijk zal verdwijnen, als meest aannemelijk verondersteld. Dit betekent dat de sterftekansen op korte termijn verhoogd zullen zijn, maar na enkele jaren weer verbeteringen zullen laten zien. Voor 0-jarigen heeft deze veronderstelling geen invloed op de levensverwachting, waar deze veronderstelling voor 65-jarigen tot een zeer geringe daling van de levensverwachting van 0,01 jaar zorgt.

De laatste wijziging die in het model is aangebracht betreft de sterfte op hoge leeftijden. Op hoge leeftijden (boven 90 jaar) zijn onvoldoende waarnemingen om betrouwbare sterftekansen op te baseren. Daarom wordt een methode gehanteerd om de sterftekansen op deze hoge leeftijden te schatten. De methode die voor deze schatting wordt gehanteerd is aangepast, waardoor nu ook de sterftekansen op de hoogste leeftijden toekomstige verbeteringen laten zien. Bij de vorige methode liepen de sterftekansen op de hoogste leeftijden juist wat op in de prognose. Deze wijziging verklaart voor 0-jarigen ongeveer twee derde van de toename van de levensverwachting en voor 65-jarigen ongeveer een derde. 

Wet Toekomst Pensioenen: Actuele status, Risicohouding en Beleggingsbeleid

Door: Marc Heemskerk

Inmiddels komt 1 januari 2023, de beoogde datum van inwerkingtreding van het nieuwe pensioenstelsel, rap dichterbij. Hoewel de wettekst nog door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer goedgekeurd moet worden, lijkt uitstel van eerder genoemde datum niet waarschijnlijk. Naar ons oordeel zijn er nog wel wat haken en ogen bij de voorliggende versie van de wettekst en zouden enige zaken nader geduid moeten worden. De verwachting is dat dit niet meer voor 1 januari 2023 geregeld zal zijn, maar dat via reparatiewetgeving achteraf zaken nog worden aangescherpt.

Gelukkig hoeft voor u nog niet alles op deze datum gereed te zijn. Wel worden de stappen van het pensioenakkoord steeds duidelijker. Waar de meeste pensioenfondsen nog niet bij stap 8 zijn beland, zullen wij in deze nieuwsbrief deze stap vandaag toelichten. U kunt de volledige brochure met ons tien-stappenplan hier downloaden.

Stap 8: Risicohouding en Beleggingsbeleid

In het huidige pensioencontract is risicohouding een lastig begrip. Theoretisch geeft deze term de maatstaf aan in hoeverre het pensioenfonds bereid is beleggingsrisico’s te lopen, om de doelstellingen van het fonds te realiseren, en de mate waarin het pensioenfonds beleggingsrisico’s kan lopen, gegeven de kenmerken van het pensioenfonds. De risicohouding zou maatgevend moeten zijn voor het beleggingsbeleid. Maar in de praktijk is het meten van een risicohouding dusdanig complex en subjectief, dat een één-op-één vertaling naar beleggingsbeleid onmogelijk is gebleken. We zien dan ook veel verschillende invullingen van het beleggingsbeleid, zonder eenduidige objectieve vertaalslag naar de populatie. Hoe gaat dit werken in het nieuwe pensioencontract?

Individuele risicohouding

Bij stap 8 starten we met een kennissessie: hoe kunnen de maatstaven voor risicohouding bij de nieuwe contracten toegepast worden? De oude maatstaven, zoals het Vereist Vermogen en de jaarlijkse haalbaarheidstoets, worden vervangen door nieuwe maatstaven. Die zijn overigens op hoofdlijnen vergelijkbaar met de wel bekende haalbaarheidstoets. De nieuwe maatstaven zijn gericht op een meer individuele, leeftijdsafhankelijke risicohouding. Daarbij is er meer oog voor pensioenambitie, de acceptabel geachte variantie en spreiding van pensioenresultaat en pensioenuitkering.

Deelnemersonderzoek

De besluitvorming over het beleggingsbeleid blijft, net als nu, uiteindelijk bij het bestuur. Bij het flexibele pensioencontract kan de deelnemer zelf een beleggingsmix kiezen, maar wat de mogelijkheden zijn (de aangeboden varianten) wordt door het bestuur bepaald.

Een deelnemersonderzoek kan ondersteunend zijn voor bepaling van de risicohouding. Maar sociale partners, en met name het bestuur, zullen zelf de vertaalslag moeten blijven maken naar een beleggingsbeleid. Stel dat jonge deelnemers kiezen voor een risicoarm beleggingsbeleid. Dan is het de vraag in hoeverre het bestuur hier gehoor aan moet geven, gegeven de ambitie van de regeling en het risicodraagvlak van jonge deelnemers. Bij Mercer kunnen we, met onze kennis en ervaring, waarborgen dat uw deelnemersonderzoek waardevolle output oplevert.

In de Memorie van Toelichting bij de Wet Toekomst Pensioenen staat dat bij een premiepercentage van 30% en een (reëel) rendement van 1,5% de ambitie van 75% middelloon in vrijwel alle economische scenario’s behaald gaat worden. In deze stap voeren wij voor u berekeningen uit, zodat u een afstemming kunt maken van het rendement dat u realistisch en noodzakelijk acht, de risico’s die gepaard gaan met het beleggingsbeleid en de uiteindelijke pensioenambitie. Dit leidt tot een lifecycle, specifiek voor uw pensioenfonds.

Bij invaren wordt ook het beleggingsbeleid voor alle opgebouwde pensioenaanspraken meer leeftijdsafhankelijk ingevuld. Wij maken voor u een berekening hoe dit uw huidige beleggingsbeleid beïnvloedt, waarbij niet alleen naar de beleggingsmix wordt gekeken, maar ook naar de renteafdekking. Wij vergelijken uw huidige beleggingsmix met een beleggingsmix zoals die momenteel voor premieregelingen geldt. Daarnaast bekijken we tot welke pensioenresultaten de eerder afgeleide lifecycle leidt.

Stap 8 zal in de praktijk vaak opgepakt worden vanuit een beleggingscommissie. Maar het is waarschijnlijk dat er meerdere discussiesessies komen met het bestuur en de sociale partners.

Qua berekeningen vormt deze stap een aanvulling op stap 5 (compensatie) en een voorbereiding op stap 9 (nadere invulling contract)

Het eindproduct van stap 8 is een initiële, leeftijdsafhankelijke risicohouding, met invulling van de wettelijk verplichte parameters. Onderdeel is een initiële lifecycle, ongeacht of voor het solidaire of flexibele contract wordt gekozen.

Wet betaald ouderschapsverlof in werking getreden 

Door: Pavel der Kinderen

Per 2 augustus 2022 is de Wet betaald ouderschapsverlof in werking getreden.

Ouders hebben tot hun kind 8 jaar oud is recht op onbetaald ouderschapsverlof. Dit onbetaald verlof is maximaal 26 keer het aantal uren van hun werkweek. Vanaf 2 augustus 2022 kunnen zij hiervan 9 werkweken betaald ouderschapsverlof opnemen en daarvoor een uitkering van UWV krijgen ter grootte van 70% van het dagloon van de werknemer (tot 70% van het maximum dagloon).

Ouders moeten het verlof opnemen binnen 1 jaar na de geboorte van het kind dan wel binnen 1 jaar na opname in het gezin, als het om een adoptie- of pleegkind gaat en het kind nog geen 8 jaar is.

De werkgever vraagt de uitkering voor betaald ouderschapsverlof aan bij het UWV en betaalt deze uitkering uit aan de werknemer. De werkgever mag (hoeft niet) aanvullen tot 100% (deze aanvulling kan ook in de CAO geregeld worden).

De wet regelt niets over de pensioenopbouw gedurende het ouderschapsverlof. De wet regelt alleen dat aanspraken op partnerpensioen behouden blijven bij onbetaald verlof (tot een maximum van 18 maanden).

Het is vanuit fiscale optiek wel mogelijk om de pensioenopbouw tijdens het betaald en/of onbetaald ouderschapsverlof voort te zetten, maar daar moeten werkgevers en werknemers zelf afspraken over maken.

Als werkgevers individuele of collectieve afspraken maken om voor werknemers de pensioenopbouw tijdens het betaald en/of onbetaald ouderschapsverlof voort te zetten, dan moet dit ook in het pensioenreglement van de pensioenuitvoerder worden opgenomen.

Aanpassing fiscale besluiten 

Door: Pavel der Kinderen

Een aantal fiscale besluiten zijn de afgelopen weken geactualiseerd dan wel gewijzigd en in de Staatscourant gepubliceerd. Het gaat om de volgende fiscale besluiten:

(i) Het besluit over toegelaten buitenlandse aanbieders van pensioenen en lijfrenten is geactualiseerd, onder meer door het toevoegen van een aanwijsmogelijkheid voor buitenlandse aanbieders van lijfrenterekeningen, lijfrentebeleggingsrechten en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.

(ii) Voorts is in het besluit over overbruggings- en prepensioenen, nabestaanden-overbruggingspensioenen en overbruggingslijfrenten onder andere een verduidelijking over het uiterste moment waarop overbruggings- of prepensioenuitkeringen kunnen ingaan opgenomen.

(iii) In het besluit over subjectieve vrijstellingen in de vennootschapsbelasting (Vpb) voor, onder andere, pensioenlichamen is een nieuw onderdeel opgenomen voor buitenlandse pensioenlichamen die een regeling voor zelfstandigen uitvoeren. Een dergelijke regeling kan onder voorwaarden ook worden aangemerkt als kwalificerende regeling met het oog op de Vpb-vrijstelling.

Tot slot is een besluit over de fiscale behandeling van pensioenuitkeringen van internationale organisaties uitgevaardigd, meer in het bijzonder van het Europees Octrooibureau, de Europese Ruimtevaartorganisatie en de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie.

Conclusie Procureur-Generaal inzake wijzigen onvoorwaardelijke indexatie

Door: Pavel der Kinderen

Onlangs is het advies van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad gepubliceerd in de zaak die gaat om de vraag of een onvoorwaardelijke indexatie mag worden gewijzigd in een voorwaardelijke indexatie.

De voornaamste taak van de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad is overigens het geven van adviezen (conclusies) aan de Hoge Raad. Vaak worden deze adviezen door de Hoge Raad opgevolgd.

Lagere rechters gaan er vooralsnog vanuit dat wijziging van een onvoorwaardelijke toeslagverlening niet is toegestaan. In de literatuur wordt ook wel betoogd dat een dergelijke wijziging wel mogelijk zou moeten zijn.

In november 2020 heeft Hof Amsterdam in deze zaak, die speelt tussen werkgever AFM en ex-werknemers, geoordeeld dat wijziging van een onvoorwaardelijke indexatie voor wat betreft de indexatie over reeds opgebouwde aanspraken niet is toegestaan. Voor de toekomst zou dit wel mogelijk zijn. Hiertegen is vervolgens cassatie ingesteld.

De Procureur-Generaal is van mening dat AFM de onvoorwaardelijke indexatie niet had mogen wijzigen. Die ingreep is in strijd met het verbod op wijziging van opgebouwde pensioenaanspraken ex artikel 20 van de Pensioenwet. De Procureur-Generaal volgt derhalve de lijn van Hof Amsterdam.

In de inleiding op zijn conclusie merkt de Procureur-Generaal nog op dat “deze problematiek een duidelijk zaaksoverschrijdend karakter heeft en men in pensioenland uitkijkt naar een Hoge Raad oordeel hierover ….”.

De uitspraak van de Hoge Raad wordt begin 2023 verwacht.

Non-profitorganisaties zien in private markets de sleutel tot betere beleggingsrendementen

Beleggers zonder winstoogmerk zien private markets als de beleggingscategorie met de meeste kans op hogere rendementen voor de komende jaren. Dat blijkt uit Mercer's eerste Global Not-for-Profit (NFP) Investment Survey. Ook toont het onderzoek aan dat het diversifiëren van portefeuilles met alternatieve beleggingen uitdagingen kent, zoals grotere complexiteit en hogere (vermogensbeheer)kosten. Daarnaast vereist het selecteren van de vermogensbeheerders meer specialistische kennis.

Voor het onderzoek zijn 133 non-profitorganisaties in twintig landen ondervraagd over de thema’s:

  • markttrends en assetspreiding
  • beleggen in alternatieve asset classes
  • duurzaamheid en ESG
  • bedrijfsstrategie en uitbesteed investeringsbeheer.

Hoewel de meeste non-profitorganisaties (79%) tevreden zijn over de prestaties van hun portefeuilles over de afgelopen drie tot vijf jaar, noemt een meerderheid (59%) lage rendementen als grootste zorg voor de aankomende drie jaar. Bovendien geeft 39% aan dat ze onzeker zijn over de positionering van de huidige portefeuilles bij een extreme schok op de financiële markten.

Ondanks het feit dat  beleggers in aandelen- en obligaties qua rendementen een van de beste periodes beleefden van de afgelopen tien jaar, maken de vooruitzichten van lagere rendementen (65%) het toevoegen van andere asset classes noodzakelijk in de ogen van veel non-profit organisaties.

Om hun portefeuilles te diversifiëren vergroten zij hun allocatie naar private-markets beleggingen. Het gaat hier om alternatieve assets buiten de klassieke aandelen- of vastrentende-waardencategorieën. Deze worden steeds aantrekkelijker vanwege het risico- rendementsprofiel dat anders is dan bij een traditionele (institutionele) portefeuille.

Op de vraag of hun organisatie in private markets investeert, zegt 63% van de ondervraagden al in private markets te investeren, of dat van plan te zijn in de komende twaalf maanden. Daarbij geeft 75% aan op zoek te zijn naar alternatieve/private markets beleggingsmogelijkheden vanwege de betere beleggingsrendementen.

Uitdagingen: complexiteit en kosten

Ondanks de voordelen van private-markets beleggingen voor non-profitorganisaties, zijn er ook uitdagingen, vooral voor beleggers met kleinere portefeuilles. Uit het onderzoek blijkt dat vooral organisaties met portefeuilles vanaf € 1 miljard geneigd zijn te investeren in private markets (86%); van organisaties met minder dan € 250 miljoen belegd vermogen is dit maar 40%.

Van de partijen die niet in private markets beleggen zegt 55% niet voldoende expertise te hebben om de investeringsmogelijkheden te beoordelen. 46% zegt dat de investeringsvehikels en - instrumenten te complex zijn, 43% zegt dat de kosten te hoog zijn en 41% zegt dat het selectieproces van managers te complex is, gezien de grote spreiding van het rendement over de markt.

Texas Hemmaplardh, Not-for-Profit Co-Lead bij Mercer: “Non-profitorganisaties zijn al ver als het gaat om het omarmen van- en investeren in private markets. Het is positief dat veel non-profitorganisaties complexe zaken als toetreding en governance het hoofd bieden door advies te vragen aan externe experts. Uit het onderzoek blijkt dat 55% van de organisaties gebruikmaakt van een Outsourced Chief Investment Officer (OCIO. .”

Ook toont het onderzoek aan dat ESG (Environmental, Social en Governance) door veel non-profitorganisaties wordt omarmd, hoewel sommige ook bezorgd zijn over de potentiële impact op het rendement. Hoewel 72% van de ondervraagde organisaties zegt zich de komende twee jaar meer te richten op beleggingen op ESG-gebied, is 39% van mening dat ze daarbij compromissen zal moeten sluiten. 57% van deze groep doelt op een compromis in termen van absoluut rendement. Dit suggereert dat er ruimte is voor voorlichting over de (voor risico gecorrigeerde) prestaties van ESG- strategieën.

Bij het selecteren van een externe adviseur of OCIO vindt de meerderheid (61%) een sterke staat van dienst op het gebied van resultaten/rendementen het belangrijkste criterium. Daarnaast worden toegang tot hoogopgeleide managers (45%) en een goed gedefinieerd investeringsproces en concurrentievoordeel (39%) als belangrijke criteria genoemd.

Rich Nuzum, Mercer Global President of Investments and Retirement: “De uitkomsten van het onderzoek zijn in lijn met wat wij dagelijks van onze klanten horen. Vanwege de complexiteit kan het voor non-profitorganisaties een uitdaging zijn om private-markets beleggingen efficiënt te implementeren. Hoge vergoedingen, illiquiditeit en doelstellingen voor ESG-integratie maken het nog uitdagender. Klanten die zich een weg banen door deze onzekerheid hebben baat bij goede adviseurs die de benodigde ondersteuning kunnen bieden."

Impact beleggen – een stap extra bij het ondersteunen van ESG

Impact beleggen biedt een kans om écht verschil te maken op het gebied van duurzaamheid. Impactbeleggers verbinden risico-gecorrigeerd rendement met positieve real-world resultaten, vaak gekoppeld aan de Sustainable Development Goals (SDG's) van de VN.

Het toepassen van een ‘impactlens’ kan helpen bij het identificeren van kansen die over het hoofd worden gezien als er alleen naar duurzaamheid wordt gekeken. Impact beleggen richt zich op achtergestelde gebieden van de wereldeconomie, zoals het voorzien in de behoeften van de 'bottom billion' (de allerarmsten) of kritieke wereldwijde problemen zoals klimaatverandering.

In onze paper Raising your impact ambition – A case for impact investment belichten we manieren om te starten met impact beleggen.

Save the Date: Het 14e Pensioenfondsenseminar

We zijn verheugd dat we u, na 3 jaar, weer mogen uitnodigen voor ons 14e pensioenfondsenseminar in Kasteel Woerden op 18 november a.s. Het belooft een informatieve en interactieve middag te worden. Graag gaan we met u in gesprek over de belangrijkste pensioenthema’s van het moment. Reserveer hier alvast uw plek!

Reserveer hier uw plek

Over de auteur(s)
Hanneke Hofmans

Business Leader Pensioenfondsen

Gerelateerde producten
    Gerelateerde oplossingen
      Gerelateerde inzichten