09 november 2023

Voor u ligt onze periodieke nieuwsbrief MercerNieuws Pensioenfondsen

Met deze nieuwsbrief houden wij u op de hoogte van pensioenactualiteiten, ontwikkelingen in pensioenland en onze dienstverlening aan pensioenfondsen daaromtrent. De nieuwsbrief bevat korte berichten over de ontwikkelingen rondom de Wet Toekomst Pensioenen,  juridische updates en actuariële en beleggingen-gerelateerde onderwerpen. Uiteraard lichten wij deze nieuwsbrief ook graag nader aan u toe, bijvoorbeeld tijdens uw bestuursvergaderingen.

Met vriendelijke groet,

Hanneke Hofmans

Business Leader Pensioenfondsen

Wet toekomst pensioenen: Ambitie

Door: Marc Heemskerk

Het nieuwe pensioencontract geeft een nieuwe blik op ambitie. Indien voor de solidaire premieovereenkomst (SPO) wordt gekozen is het formuleren van een ambitie verplicht. Onder de flexibele premieovereenkomst (FPO) is dit optioneel.

Onder het huidige pensioencontract wordt de ambitie vormgegeven via het jaarlijks opbouwpercentage, waarbij doorgaans ook een zekere mate van toeslagverlening wordt nagestreefd. Een opbouwpercentage van 1,75% bij ingangsleeftijd 68 jaar en een indexatie-ambitie op basis van de prijsindex zou een mogelijke invulling kunnen zijn.

De verleiding is groot deze ambitie één op één te vertalen naar het nieuwe pensioencontract. In de Memorie van Toelichting (MvT) bij de Wet toekomst pensioenen kan dit ook zo gelezen worden. 

Als basis voor de fiscaal maximale premie van 30% van de pensioengrondslag wordt een ambitie genoemd van 75% middelloon in 40 opbouwjaren, hetgeen een jaarlijks opbouwpercentage van 1,875% suggereert. Indien gemiddeld een reëel rendement van 1,5% per jaar wordt behaald, kan er vervolgens elk jaar een volledige toeslagverlening op basis van de prijsindex plaatsvinden en aldus kan 100% prijsindex in de ambitie worden betrokken.

In een SPO-regeling kan een formulering met een opbouwpercentage en een generieke toeslagambitie echter complicerend werken. Ten eerste is er geen sprake meer van jaarlijkse opbouw en middelloon. Er wordt weliswaar een jaarlijkse premie gestort, maar er wordt geen aanspraak opgebouwd en niet als zodanig geïndexeerd. De gestorte premie groeit louter aan met beleggingsrendement. Ten tweede is er geen sprake meer van één generieke toeslagverlening bij alle leeftijden, zoals onder het huidige contract wel het geval is. Vanwege de afbouw van beleggingsrisico (lifecycle) zijn de (impliciete) pensioenaanpassingen in de beginfase naar verwachting gemiddeld hoger dan in de eindfase.
Daarbij, bij een nominale invulling van de uitkeringsfase is een toeslagambitie van bijvoorbeeld 80% of 100% van de prijsindex na pensioeningang bij het nieuwe pensioencontract doorgaans niet te realiseren. Het aandelenbelang zou dan tot circa 60% vergroot moeten worden, wat onverantwoord lijkt. Hetgeen overigens niet betekent dat het nieuwe stelsel voor pensioengerechtigden een verslechtering is. Bij aanvang wordt immers naar verwachting een hogere startuitkering meegegeven doordat (een deel van) de buffers uitgedeeld wordt bij het invaren.

Hoe dan wel om te gaan met ambitie? De oplossing is eenvoudig, ga uit van aparte maatstaven in beide fases:
In de opbouwfase kan een geambieerde vervangingsratio op pensioenleeftijd gedefinieerd worden, bijvoorbeeld uitgedrukt als percentage van de gemiddelde geïndexeerde pensioengrondslag.
In de uitkeringsfase komt dan pas de toeslagverlening aan de orde. Definieer pas dan de geambieerde toeslag na pensioeningang, bijvoorbeeld als percentage van de prijsindex.
Deze ambities sluiten beter aan bij een SPO-regeling. De lifecycles en het beleggingsbeleid kunnen vervolgens worden vormgegeven op basis van bovenstaande ambities.

Zo kan de eerder genoemde huidige middelloonregeling met 1,75% opbouw en 100% prijsindex als ambitie omgezet worden naar een gelijkwaardige ambitie onder de nieuwe pensioenregeling met 75% van de (geïndexeerde) pensioengrondslag en met 50% van de prijsindex als toeslagambitie vanaf de pensioendatum. Het hogere percentage van 75% (40 * 1,75% = 70%) in de opbouwfase geeft aan dat er in het nieuwe stelsel wat meer rendement in deze fase behaald dient te worden. In lijn met lifecycle beleggen, waarbij het beleggingsrisico afneemt naarmate de leeftijd oploopt.

Voor u als bestuur zal er straks een uitvoerbare regeling moeten volgen. Bovenstaand advies helpt u hierbij. Uiteraard werken wij één en ander graag nader voor u uit. 

Tweede Kamer: Pensioenonderwerpen niet controversieel

Door: Pavel der Kinderen

Op dinsdag 12 september heeft de Tweede Kamer besloten om het wetsvoorstel Herziening bedrag ineens en het wetsvoorstel Pensioenverdeling bij scheiding niet controversieel te verklaren. Dat betekent dat de Tweede Kamer deze onderwerpen zal behandelen volgens de normale procedures. Het is aan de Tweede Kamer om de verdere behandeling van deze voorstellen in te plannen. In onze vorige nieuwsbrief berichtten wij u reeds dat de Wet bedrag ineens vermoedelijk niet eerder dan 1 juli 2024 in werking zal treden.

Wet toekomst pensioenen: Nieuwe beleidsuitingen DNB gepubliceerd

Door: Pavel der Kinderen

DNB heeft nieuwe beleidsuitingen gepubliceerd op Open Boek Toezicht over de Wet toekomst pensioenen (WTP). Deze nieuwe beleidsuitingen zijn een aanvulling op al eerder gepubliceerde beleidsuitingen over de WTP. 

De nieuwe beleidsuitingen gaan over de thema’s risicohouding, contract, implementatieplan  alsmede het thema opdrachtaanvaarding en invaren. Door middel van deze beleidsuitingen geeft DNB verdere verduidelijking aan hoe zij toezicht gaat houden op (de transitie naar) het nieuwe pensioenstelsel. Tevens zijn er Q&A’s gepubliceerd naar aanleiding van vragen vanuit de sector die verband houden met de WTP.

Wet Verlenging transitieperiode toekomst pensioenen 

Door: Pavel der Kinderen

Op 16 september is het wetsvoorstel Verlenging transitieperiode toekomst pensioenen in consultatie gegaan. Tot 7 oktober kreeg iedereen de gelegenheid om hier inbreng op te leveren.
Met dit wetsvoorstel wordt geregeld dat de verschillende transitiedata die in de Wet toekomst pensioenen zijn opgenomen, worden overgeheveld naar een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Via de AMvB zal de uiterste transitiedatum worden verschoven naar 1 januari 2028.

De Eerste Kamer heeft bij de behandeling van de Wet toekomst pensioenen gevraagd om de uiterste transitiedatum op te schuiven naar 1 januari 2028. De Kamerleden zagen het risico dat de pensioenuitvoerders mogelijk te weinig tijd hebben voor een zorgvuldige transitie naar het nieuwe pensioenstelsel. 

Dit wetsvoorstel zorgt ervoor dat de uiterste transitiedatum niet meer in de wet staat, maar bij de AMvB wordt geregeld. Dit zorgt ervoor dat deze datum sneller kan worden veranderd, waarmee sneller kan worden ingespeeld op actuele ontwikkelingen. De overige in de wet genoemde mijlpalen blijven overigens ongewijzigd.

Nieuwe V&A gepubliceerd door de Belastingdienst

Door: Pavel der Kinderen

In verband met de inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen heeft het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen van de Belastingdienst met betrekking tot het partnerpensioen een nieuwe V&A gepubliceerd.

Volgens artikel 18b Wet op de Loonbelasting 1964 (Wet LB) mag een partnerpensioen bij overlijden voor de pensioendatum niet meer bedragen dan 50% van het laatstgenoten pensioengevend loon (risicobasis). De vraag is aan de orde gekomen of de hoogte van het partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum ook mag worden uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag.

De Belastingdienst geeft aan dat dit mogelijk is. Het partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum mag ook worden uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag. Artikel 18b Wet LB geeft de maximale begrenzing aan van het partnerpensioen bij overlijden voor de pensioendatum, namelijk niet meer dan 50% van het laatstgenoten pensioengevend loon. Een lager percentage is toegestaan, evenals het uitsluiten van een deel van het loon als pensioengevend loon.

Verlaging toetredingsleeftijd van 21 jaar naar 18 jaar

Door: Pavel der Kinderen

Een onderdeel van de Wet toekomst pensioenen is dat per 1 januari 2024 een verlaging van de toetredingsleeftijd van 21 jaar naar 18 jaar geldt. Als gevolg hiervan moeten veel pensioenregelingen, waaronder beschikbare premieregelingen, worden aangepast.
In verband met de verlaging van de toetredingsleeftijd wijzigt het Staffelbesluit pensioenen van 26 juni 2023. In het besluit tot wijziging van Staffelbesluit van 26 juni 2023 staat dat het premiepercentage voor de leeftijdsklasse 20 jaar tot en met 24 jaar ook gebruikt kan worden voor werknemers van 18 en 19 jaar.

Het besluit tot wijziging van het Staffelbesluit is op 22 september 2023 in de Staatscourant gepubliceerd. Op 1 januari 2024 treedt het besluit in werking.

Samenwerking van Mercer met de Nederlandse vermogensbeheerder Auréus 

De Nederlandse vermogensbeheerder Auréus gaat samenwerken met Mercer bij de dienstverlening aan particuliere beleggers. “Mercer is voor ons de partij die een goed onderbouwde risicoanalyse maakt en ons adviseert efficiënt in private markten te beleggen. Met de juiste selectie, de veel grotere snelheid van investeren en relatief lage kosten kunnen we het verschil maken in de beleggingsmarkt”, zegt Han Dieperink, Chief Investment Strategist van Auréus. Huub Ten Holter, Investment Leader Mercer Nederland: “Met de kennis, expertise en schaalgrootte van Mercer kunnen we samen met Auréus echt waarde toevoegen voor klanten in de private markten”.

Lees meer over de samenwerking in Investment Officer (inlog vereist), of lees ons persbericht.
Over de auteur(s)
Hanneke Hofmans

Business Leader Pensioenfondsen

Related products for purchase
    Related Solutions
      Related Insights
        Related Case Studies
          Curated