MercerNieuws Pensioenfondsen juli 2022
01 juli 2022
Voor u ligt onze periodieke nieuwsbrief MercerNieuws Pensioenfondsen.
Voor u ligt onze periodieke nieuwsbrief MercerNieuws Pensioenfondsen
Wet Toekomst Pensioenen: Actuele status, invaren en compensatie
Door: Marc Heemskerk
Met de maand juni inmiddels achter ons liggend is enige achterstand opgetreden bij de behandeling in de Tweede Kamer van de Wet Toekomst Pensioenen (WTP). Onduidelijk is wanneer de behandeling plaats zal vinden, nu de beoogde datum van 1 juli niet is gehaald. Vooralsnog wordt wel vastgehouden aan 1 januari 2023 als beoogde invoeringsdatum.
In onze brochure “In 10 stappen naar een nieuw pensioencontract” lichten wij onze aanpak voor de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel toe. U kunt deze brochure hier downloaden.
In onze vorige nieuwbrieven gaven wij een nadere toelichting bij de eerste vijf stappen uit ons stappenplan (rolverdeling, bepalen transitiemoment, keuze contract, keuze invaren en vormgeving compensatie). Inmiddels hebben wij ook via drie webinars de eerste 5 stappen toegelicht.
In deze nieuwsbrief zullen wij stap 6 (deelname transitie-FTK) en stap 7 (consequenties uitvoering) nader beschrijven.
Stap 6: Deelname transitie-FTK
Vooruitlopend op het nieuwe pensioenstelsel, kunnen pensioenfondsen gebruikmaken van een overgangsregime. Hierbij worden de korting- en toeslaggrenzen verlaagd. Dit wordt het transitie-FTK genoemd. Het transitie-FTK is bedoeld voor een evenwichtige overstap naar het nieuwe pensioenstelsel. Zo moet worden voorkomen dat fondsen in de jaren tot de transitie maatregelen moeten treffen die onnodig zijn voor evenwichtig invaren. Invaren is dan ook een noodzakelijke voorwaarde voor toepassing van het transitie-FTK, waarbij in beginsel de intentie tot invaren voldoende is. In 2022 is via een wijziging van Besluit FTK ook al ruimte geboden voor een extra toeslagverlening, die inmiddels door vele fondsen is omarmd.
Uitstel of afstel?
Op het eerste gezicht lijkt het aantrekkelijk om toe te treden tot het transitie-FTK, omdat het bestuur hiermee meer beleidsruimte krijgt. Maar er ontstaan direct verwachtingen bij de deelnemers over de maximaal geboden ruimte. Reden om gebruik te maken van de verlaagde grenzen zal met name de hogere toeslagverlening zijn, één van de hoofddoelstellingen van een pensioenfonds. Daarbij stijgt de kortingskans enigszins, maar bij de verlaagde kortingsgrenzen - die eveneens onderdeel zijn van het transitie-FTK – blijft de uiteindelijke kortingskans laag bij een normale toeslagverlening. Waarbij uiteraard wel de hoogte van de toeslag van belang is. Het huidige inflatiepercentage van bijna 10% valt buiten de definitie van “normaal” en de impact kan dan wel degelijk materieel zijn. De toeslagbeslissing zal dan ook zorgvuldig bezien moeten worden.
Uiteraard zijn er ook redenen om het huidige beleid, dus zonder verlaagde grenzen, te blijven hanteren. Zo is het nu nog onduidelijk welke dekkingsgraad noodzakelijk is op het moment van invaren, de zogeheten ’richtdekkingsgraad’. Mogelijk heeft te zijner tijd een solidariteitsreserve en/of een compensatiereserve een hogere prioritering dan de hogere toeslagverlening in de transitieperiode. Het vermogen dat gebruikt is voor het toekennen van een toeslag kan immers niet meer worden gebruikt voor deze reserves.
Een solidariteitsreserve en/of een compensatiereserve maken het invaren wellicht evenwichtiger. Daarbij leidt het hanteren van de huidige (hogere) toeslaggrenzen niet per se tot afstel van toeslagverlening, maar mogelijk alleen tot uitstel. De vraag is: hoe pijnlijk is een uitstel van toeslagverlening werkelijk?
Via ALM-berekeningen, bijvoorbeeld als onderdeel van de periodieke ALM-studie, is het mogelijk de gevolgen van toepassing van het transitie-FTK te kwantificeren. Over het algemeen zal het pensioenresultaat wat toenemen op korte termijn bij het transitie-FTK, met iets hogere kortingskansen op de lange termijn. Het is onze ervaring dat een kwantitatieve benadering niet doorslaggevend zou moeten zijn in de besluitvorming. Eerder de genoemde (kwalitatieve) voor- en nadelen.
Naarmate de transitiedatum dichterbij komt wordt de richtdekkingsgraad belangrijker. Indien uw dekkingsgraad boven uw richtdekkingsgraad (of een door u minimaal noodzakelijk geachte dekkingsgraad) ligt kan dit aanleiding zijn om het beleggingsbeleid aan te passen. Ook hier kan een ALM-studie ondersteunend zijn.
Daarnaast is het wellicht opportuun om voor te sorteren op effecten die verwacht kunnen worden vanuit de transitie naar een nieuw pensioencontract. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de inrichting van uw rentebeleid. In stap 8 komt dit uitgebreider aan de orde.
Alle pensioenfondsen die van het transitie- FTK gebruik willen maken, dienen jaarlijks een overbruggingsplan in. Dit komt in de plaats van een eventueel herstelplan. Het overbruggingsplan laat het pad zien naar de dekkingsgraad die het pensioenfonds minimaal nodig heeft (de richtdekkingsgraad) op het moment van invaren.
Fondsen die geen gebruik maken van het transitie-FTK zullen geconfronteerd worden met hogere toeslaggrenzen, vanwege (het hogere ingroeipad van) de prijsindex. Ook dit kan in de besluitvorming betrokken worden.
Aan het einde van stap 6 kan het bestuur de beslissing nemen of er gebruikgemaakt wordt van het transitie-FTK en aanpassing van het beleggingsbeleid noodzakelijk is. Een positief antwoord leidt in het vervolgtraject tot genoemde berekeningen (overbruggingsplan en richtdekkingsgraad). Ook zijn er gevolgen voor de communicatie richting de deelnemers.
Stap 7: Consequenties uitvoering
Van pensioenfondsen wordt verwacht dat zij de pensioenregeling ‘vlekkeloos’ kunnen uitvoeren, waarmee strenge eisen worden gesteld aan de uitvoerder. Onderdelen als datakwaliteit en IT-systemen staan in de schijnwerpers en kunnen (reputatie)schade opleveren bij disfunctioneren. Hetzelfde geldt voor vermogensbeheer, waarbij de ‘schade’ zichtbaar is in de vorm van underperformance, hoge kosten of schenden van ESG-normen.
Voor pensioenfondsen vormen de kosten van uitvoering en vermogensbeheer de grootste kostenpost, wat het belang van een goede administratie en efficiënt vermogensbeheer onderschrijft.
Periodiek wordt de relatie tussen pensioenfonds en uitvoerder c.q. vermogensbeheerder sowieso bezien, maar het nieuwe pensioencontract maakt een nieuw evaluatiemoment noodzakelijk.
Zijn uw bestaande dienstverleners nog steeds de beste partijen voor het nieuwe pensioencontract? Kan de gewenste planning voor uitvoering en transitie worden behaald? Hoe zijn uw uitvoerders voorbereid op een nieuw pensioencontract? Zijn er beperkingen in de mogelijkheden vanuit de uitvoering? Wat zijn de kostenconsequenties voor de verschillende keuzes? Wat zijn de risico’s en aandachtspunten voor uw pensioenfonds?
Veel vragen, die in een vroeg stadium besproken moeten worden. Met name voor pensioenfondsen waarbij de toekomstdiscussie van het fonds zelf wordt gevoerd, zijn de huidige uitvoerders niet vanzelfsprekend de nieuwe uitvoerders. Mogelijk kunnen verzekeraars en PPI’s een rol gaan spelen, gegeven de kennis en ervaring die zij hebben met de uitvoering van premieregelingen. Maar ook als de bestaande partijen de meest logische keuze lijken, is een helder toekomstbeeld gewenst. Soms moet nu al worden meebetaald aan investeringen, waardoor een eventuele latere overstap kostbaar kan zijn.
Deze stap is zeer fondsspecifiek en leent zich niet voor een algemene invulling.
Wij hebben ervaring met alle pensioenuitvoerders en vermogensbeheerders en kunnen u van dienst zijn bij het evaluatie- en keuzetraject. Hierbij maken wij onder andere gebruik van een checklist, ter waarborging van volledigheid en voor de vergelijkbaarheid van partijen.
Het resultaat van stap 7 is een onderbouwde keuze voor partijen (administratie en vermogensbeheer) en een actieplan met tijdlijn hoe de gekozen partijen de invulling vormgeven en een risicoanalyse van de uitvoering.
Status inwerkingtreding Wet bedrag ineens
Door: Pavel der Kinderen
Op 12 januari 2021 heeft de Eerste Kamer het voorstel van Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen aangenomen, waarna deze wet deels in werking is getreden.
Op verzoek van de Eerste Kamer is de beoogde inwerkingtreding voor de opname van een bedrag ineens uitgesteld van 1 januari 2022 tot 1 januari 2023. De overige twee onderdelen van de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen – RVU en verlofsparen – zijn wel reeds inwerking getreden, namelijk per 1 januari 2021.
Op 25 maart 2022 heeft de Pensioenfederatie samen met het Verbond van Verzekeraars een brief aan de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen (Carola Schouten), geschreven waarin wordt gepleit voor het verschuiven van de inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2023 naar tenminste 1 juli 2023.
Inmiddels heeft minister Schouten op 1 juli 2022 het Wetsvoorstel Wet herziening bedrag ineens ingediend bij de Tweede kamer. Om pensioenuitvoerders de benodigde voorbereidingstijd te geven en deelnemers tijdig te kunnen informeren, wordt voorgesteld om de wet op 1 juli 2023 in werking te laten treden.
In het Wetsvoorstel Wet herziening bedrag ineens zijn voorts een tweetal aanpassingen opgenomen inzake het uitgestelde betalingsmoment. Voormalig staatssecretaris Wiersma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft in een brief van 12 oktober 2021 hiertoe reeds een voorstel gedaan. Wij hebben u hierover in een eerdere MercerNieuws Pensioenfondsen al uitgebreid bericht.
-
Aanpassing doelgroepTen eerste voorziet het voorstel in het verkorten van de periode tussen de pensioeningangsdatum (het keuzemoment) en de uitgestelde uitbetaling. Dit heeft als gevolg dat de doelgroep die gebruik kan maken van de uitgestelde uitbetaling wordt beperkt. Alleen de deelnemers van wie de pensioeningangsdatum ligt in de maand waarin zij de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken en deelnemers van wie de pensioeningangsdatum ligt op de eerste dag volgend op de maand waarin zij AOW-gerechtigd worden, krijgen de mogelijkheid om – als zij kiezen voor een bedrag ineens – het bedrag ineens tot uitbetaling te laten komen in de maand januari (was februari) van het jaar volgend op het jaar waarin zij AOW-gerechtigd worden.
-
Aanpassing uitkeringsstroom
Ten tweede voorziet het voorstel in een wijziging van de uitkeringsstroom en het uitbetalingsmoment. Als een deelnemer kiest voor een uitgestelde uitbetaling van het bedrag ineens, wordt de periodieke uitkering direct vanaf de pensioeningangsdatum verlaagd op basis van 90% van de waarde van de opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen. Daarmee ontstaat de volgende uitkeringsstroom: 90% periodieke pensioenuitkering - uitbetaling bedrag ineens 10% - 90% periodieke pensioenuitkering.
In het oorspronkelijke voorstel was opgenomen dat een werknemer die gekozen had voor uitstel van betaling van het bedrag ineens, vanaf pensioeningangsdatum 100% pensioenuitkering zou krijgen. Pas op het daadwerkelijke uitbetalingsmoment in februari zou de berekening voor 10% afkoop worden gemaakt en voortaan 90% van het pensioen worden uitgekeerd.
Publicatie van het Besluit van 7 juni 2022 tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met toeslag vanwege voorgenomen transitie
Door: Pavel der Kinderen
Op 9 juni 2022 is het Besluit van 7 juni 2022 tot wijziging van het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen in verband met toeslag vanwege voorgenomen transitie gepubliceerd in het Staatsblad. Wij hebben u in een eerdere MercerNieuws Pensioenfondsen reeds uitgebreid over dit besluit bericht. Begin dit jaar lag het besluit een paar weken ter internetconsultatie voor. Dit leverde 214 openbare reacties op.
Pensioenfondsen die ervoor kiezen gebruik te maken van dit besluit, mogen maximaal volgens de prijs- of loonindex (afhankelijk van het bij het pensioenfonds vastgestelde toeslagenbeleid) in 2022 indexeren, mits de beleidsdekkingsgraad en de actuele dekkingsgraad hoger zijn dan 105% en de actuele dekkingsgraad na toeslagverlening niet onder de 105% komt. Op deze wijze kunnen de pensioenen sneller worden geïndexeerd, mits de financiële situatie van het pensioenfonds het toelaat en het bestuur daartoe besluit.
Eén van de voorwaarden is dat pensioenfondsen en sociale partners het voornemen hebben om in te varen in het nieuwe pensioenstelsel.
Het besluit is op 1 juli 2022 inwerking getreden en vervalt per 1 januari 2023.
Private market assets - een belangrijk ingrediënt van de nieuwe assetmix
Door Michiel Pekelharing – Financial Investigator, 27-6-2022
Een belegging in private market assets levert een mooie illiquiditeitspremie op ten opzichte van aandelen- en obligatiebeleggingen. Dat is een aantrekkelijke eigenschap in een goed gespreide beleggingsportefeuille.
Wie terugkijkt op het afgelopen decennium, zal snel het gevoel krijgen dat beleggen kinderspel is. Een gespreide portefeuille van 60% aandelen en 40% obligaties had in deze periode een gemiddeld jaarrendement opgeleverd van meer dan 10%. Na elke koersdaling volgde al snel een herstel, zelfs na de COVID-19-paniek van begin 2020. Het is echter behoorlijk gevaarlijk om de rendementen van het afgelopen decennium te zien als een blauwdruk voor de toekomst. De obligatiekoersen werden opgestuwd door een behoorlijke daling van de rente, terwijl de waarderingen op de aandelenmarkt tot grote hoogtes opliepen.
Er is natuurlijk een kleine kans dat de historisch lage rente nog verder daalt en hoog gewaardeerde aandelen nog duurder worden. Dat werd de afgelopen maanden al duidelijk. Het vooruitzicht dat toekomstige rendementen waarschijnlijk lager liggen dan in het afgelopen decennium, is voor veel partijen aanleiding om op zoek te gaan naar alternatieve bronnen van rendement. Bij institutionele partijen gaat de aandacht bij die zoektocht vaak uit naar private markets. Daarvoor zijn verschillende goede redenen, zegt Huub ten Holter, Investment Leader bij Mercer Nederland.
Business Leader Pensioenfondsen