Wetswijzigingen Pensioenregelingen
DE BELANGRIJKSTE WIJZIGINGEN OP EEN RIJ
In deze update gaat Mercer in op recente ontwikkelingen op juridisch- en fiscaal gebied.
1. Ontwikkelingen Pensioenakkoord
Op 22 december 2022 heeft de Tweede Kamer ingestemd met het wetsvoorstel Wet toekomst pensioenen (WTP). De Eerste Kamer - die nu moet instemmen met het wetsvoorstel - heeft inmiddels diverse deskundigen met verschillende achtergronden gehoord. De thema's uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid en implementatie kwamen daarbij uitgebreid aan bod. Of er na de Provinciale Statenverkiezingen in de Eerste Kamer nog een (krappe) meerderheid voor de Wet toekomst pensioenen bestaat is onzeker. De verwachting is echter dat de Eerste Kamer in de huidige samenstelling eind mei nog zal stemmen over het wetsvoorstel dus voordat de nieuwe Eerste Kamer wordt geïnstalleerd.
Als de Eerste Kamer instemt gaat de WTP per 1 juli 2023 in. Er wordt voorzien in een overgangsperiode tot 1 januari 2027. Let op dat bovengenoemde data nog niet definitief zijn en nog aangepast kunnen worden.
Overgangsrecht
Alle huidige, voor 1 juli 2023 bestaande beschikbare premieregelingen met een leeftijdsafhankelijke premie worden van de eis dat de premie leeftijdsonafhankelijk moet zijn, uitgezonderd. Ook na 1 januari 2027 mag een leeftijdsafhankelijke premie betaald worden voor deelnemers die op 31 december 2026 deelnemer waren. Voor nieuwe deelnemers geldt vanaf 1 januari 2027 wel de eis van een leeftijdsonafhankelijke premie.
Voorts mogen uitkeringsregelingen (middelloon- en eindloonregelingen) die ondergebracht zijn bij een verzekeraar nog voor 1 januari 2027 worden omgezet in een beschikbare premieregeling met een leeftijdsafhankelijke premie. Ook hier geldt dat na 1 januari 2027 een leeftijdsafhankelijke premie betaald mag worden voor deelnemers die reeds op 31 december 2026 deelnemer waren.
Let er overigens op dat er ook bij het continueren van de bestaande beschikbare premieregeling met leeftijdsafhankelijke premie nog een aantal zaken aan deze regeling uiterlijk per 1 januari 2027 moeten worden aangepast. Denk hierbij aan het nabestaandenpensioen, dat straks uitsluitend afhankelijk wordt van het salaris.
Acties
Wij raden u aan om tijdig aan de slag te gaan met de nieuwe “WTP proof” pensioenregeling binnen uw onderneming.
Voor pensioenregelingen ondergebracht bij verzekeraar of premiepensioeninstellingen (PPI) gelden een aantal mijlpalen. Werkgevers moeten uiterlijk vóór 1 oktober 2026 de eventueel bijgestelde offerte hebben ingediend bij hun verzekeraar of PPI. Dit is ook het moment dat het transitieplan uiterlijk moet worden verstrekt aan de verzekeraar of PPI. Het arbeidsvoorwaardelijk traject moet (ruim) voorafgaand aan het ondertekenen van de offerte hebben plaatsgevonden.
In dit kader is het goed om te weten dat er een externe geschillencommissie / transitiecommissie wordt opgericht. Deze heeft tot doel om ondersteuning te bieden aan sociale partners, dan wel werkgever en werknemers, die geen overeenstemming kunnen krijgen over de afspraken die vastgelegd moeten worden in het transitieplan.
Bemiddeling
Bindend advies
Betrokken partijen kunnen de transitiecommissie gezamenlijk verzoeken een bindend advies af te geven. Werkgevers en werknemers die hun pensioenregeling onderbrengen bij een verzekeraar of PPI kunnen tot 1 januari 2026 een verzoek tot bindend advies indienen.
Al met al reden genoeg om in ieder geval alvast de tijdslijnen van dit traject met alle stakeholders af te spreken, zodat u straks niet in de knel komt te zitten. Mercer heeft alle expertise in huis om u daarmee te helpen.
2. Stand van zaken met betrekking tot een drietal pensioenonderwerpen
(i) Wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding 2022
Bij de behandeling van de Wet toekomst pensioenen (WTP) in de Tweede Kamer is aangegeven dat er samenhang is tussen de WTP en de Wet pensioenverdeling bij scheiding (WPS). De regering is derhalve voornemens om de inwerkingtreding van de WPS uit te stellen naar 1 januari 2027.
De WPS beoogt de verdeling van pensioenen bij echtscheiding te moderniseren en is de opvolger van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS), die sedert 1995 van toepassing is.
Onder de huidige WVPS is verevening de standaard. De helft van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdomspensioen wordt tussen de ex-echtgenoten verdeeld. Partijen kunnen, indien gewenst, hiervan afwijken. Onder de WPS wordt conversie het uitgangspunt. De helft van het tijdens het huwelijk opgebouwde ouderdoms- en partnerpensioen worden omgezet in een eigen pensioenaanspraak voor de ex-partner. De “pensioenband” tussen ex-echtgenoten wordt op deze wijze verbroken. In onderling overleg kunnen partijen afspreken hiervan af te wijken. Dit moet dan binnen 6 maanden na de scheiding aan de pensioenuitvoerder worden gemeld.
(ii) Wet waardeoverdracht klein pensioen
Minister Schouten heeft gesprekken gevoerd met pensioenuitvoerders om aandacht te vragen voor communicatie met betrekking tot de afkoop van klein pensioenen en de consequenties daarvan voor deelnemers. Tevens is de Minister bij de Belastingdienst nagegaan in hoeverre hun dienstverlening voldoende was voorbereid op deze wetgeving.
Indien het opgebouwde pensioen van een gewezen deelnemer in aanmerking komt voor afkoop, wordt deze door de pensioenuitvoerder gewezen op de consequenties die dit kan hebben voor toeslagen, belastingen of andere uitkeringen.
De Minister concludeert n.a.v. de diverse gesprekken dat de pensioenuitvoerders en de Belastingdienst voldoende zijn voorbereid.
(iii) Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen
Op 1 januari 2021 is de Wet bedrag ineens, RVU en verlofsparen in werking getreden. Over deze wet, die op 1 januari 2021 in werking is getreden, hebben wij u reeds meerdere malen geïnformeerd.
De eerste maatregel in deze wet is de verplichting van de pensioenuitvoerder om mee te werken aan een verzoek van een deelnemer tot gedeeltelijke afkoop van het ouderdomspensioen (tot maximaal 10%). De voorgestelde aanpassingen gelden overigens ook voor oudedagsvoorzieningen in de derde pijler, nettopensioen en nettolijfrente.
De inwerkingtreding van dit onderdeel van de wet was aanvankelijk uitgesteld tot 1 juli 2023. De voornaamste reden hiervoor was om de pensioenuitvoerders de benodigde voorbereidingstijd te geven om deelnemers tijdig te kunnen informeren.
Minister Schouten heeft thans aangegeven dat zij de ingangsdatum van 1 januari 2024 "haalbaar" acht. De reden is dat het voor pensioenuitvoerders belangrijk is om deelnemers tijdig te kunnen informeren over de mogelijkheid van opname van het forfaitaire bedrag en de gevolgen daarvan. Daarnaast zal het wetsvoorstel zorgvuldig worden behandeld door de Tweede Kamer, die een "adequaat tijdpad" vereist.
De verlofspaarregeling is per 1 januari 2021 verruimd van 50 naar 100 weken. De verlofspaarregeling werkt fiscaal hetzelfde als een bruto pensioenregeling. Met andere woorden: pas op het moment van uitkeren worden loonheffingen ingehouden, maar (de tegenwaarde van) het verlof is vrijgesteld. De meeste werkgevers die de verlofspaarregeling aanbieden aan hun medewerkers willen deze verplichting niet op de balans, maar hebben de voorkeur deze extern onder te brengen. Op dit moment zijn er echter geen partijen die de verlofspaarregeling willen uitvoeren. Dit heeft er alles mee te maken dat de Belastingdienst, zeker de laatste tijd, geen akkoord geeft om een verlofspaarregeling, waarbij in geld wordt gespaard, extern uit te laten voeren. We schatten in dat een verzoek om de verlofspaarregeling extern onder te brengen op dit moment daarom weinig kans van slagen heeft. Mocht dat in de toekomst anders zijn, dan zullen wij u hierover uiteraard informeren.
3. Verhoging van de AOW leeftijd
Minister Schouten heeft de Tweede Kamer op 9 november 2022 geïnformeerd over de verhoging van de AOW-leeftijd in het jaar 2028.
De verhoging van de AOW-leeftijd en ingangsleeftijd wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de gemiddelde resterende levensverwachting op 65-jarige leeftijd, en telkens vijf jaar van tevoren aangekondigd aan de hand van een vaste formule.
Na toepassing van deze formule volgt dat de AOW-leeftijd en de aanvangsleeftijd voor 2028 met drie maanden worden verhoogd tot respectievelijk 67 jaar en drie maanden en 17 jaar en drie maanden. In 2021 zijn de AOW-leeftijd en de aanvangsleeftijd voor 2027 vastgesteld op respectievelijk 67 jaar en 17 jaar.
De pensioenrichtleeftijd is eveneens gekoppeld aan de levensverwachting, maar stijgt ten opzichte van de AOW-leeftijd in stappen van een heel jaar. Op basis van de prognoses van het CBS blijft de pensioenrichtleeftijd in 2024 68 jaar.